Meer info
 

05/08/63 Verbod bepaalde kernproeven
Verdrag van 5 augustus 1963 tot het verbieden van proefnemingen met kernwapens in de dampkring, in de kosmische ruimte en onder water

De Regeringen van de Unie van Socialistische Sovjetrepubliek, van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en de Verenigde Staten van Amerika, hierna te noemen de “Oorspronkelijke Partijen”,
Verklarende, dat het hun voornaamste doel is zo spoedig mogelijk te komen tot een overeenkomst inzake een algemene en volledige ontwapening onder streng internationaal toezicht in overeenstemming met de doelstellingen van de Verenigde Naties, welke overeenkomst een einde zou moeten maken aan de bewapeningswedloop en het motief voor de vervaardiging en de beproeving van alle soorten wapens, met inbegrip van kernwapens, zou moeten wegnemen,
Beogende, te geraken tot een voor altijd stopzetten van alle proefexplosies van kernwapens, vastbesloten de daartoe nodige onderhandelingen voort te zetten, en verlangende een einde te maken aan de besmetting door radioactieve stoffen van de omgeving waarin de mens leeft,

Artikel 1

1.
Elk der Partijen bij dit Verdrag neemt de verplichting op zich, iedere proefexplosie van een kernwapen of iedere andere kernexplosie te verbieden, te verhinderen en niet uit te voeren op iedere plaats die onder haar rechtsmacht valt of waarover zij feitelijk gezag uitoefent:
(a)
in de dampkring, daarbuiten, met inbegrip van de kosmische ruimte, of onder water, met inbegrip van de territoriale wateren en de volle zee; of
(b)
op iedere andere plaats indien door een dergelijke explosie radioactieve stof zou terechtkomen buiten de territoriale grenzen van de staat onder wiens rechtsmacht of feitelijk gezag een dergelijke explosie wordt teweeggebracht. Het is in dit verband wel verstaan dat de bepaling van dit lid 1 (b), van dit artikel onverlet laat het sluiten van een verdrag, leidende tot een permanent verbod van alle proefnemingen met kernexplosies, met inbegrip van ondergrondse explosies; de Partijen hebben in de preambule van dit Verdrag verklaard dat zij naar het sluiten van een dergelijk verdrag zullen streven.
2.
Elk der Partijen bij dit Verdrag neemt bovendien de verplichting op zich, af te zien van het veroorzaken of bevorderen van, of het op enigerlei wijze deelnemen aan, het uitvoeren van proefexplosies van kernwapens of iedere andere kernexplosie, waar dan ook, die plaats zouden vinden op een van de in lid 1, van dit artikel bedoelde plaatsen dan wel de in lid 1, van dit artikel bedoelde uitwerking zouden hebben.

Artikel 2

1.
Elk der Partijen kan voorstellen doen tot wijziging van dit Verdrag. De tekst van iedere voorgestelde wijziging wordt overgelegd aan de depotregeringen, die de tekst van de wijziging aan alle Partijen bij dit Verdrag doen toekomen. Daarna roepen, indien ten minste een derde der Partijen zulks verzoekt, de depotregeringen, ter bespreking van bedoelde wijziging een conferentie bijeen, waartoe ze alle Partijen uitnodigen.
2.
Iedere wijziging van dit Verdrag moet worden goedgekeurd met een meerderheid van de stemmen van alle Partijen bij dit Verdrag, de stemmen van alle Oorspronkelijke
Partijen daaronder begrepen. De wijziging wordt ten aanzien van alle Partijen van kracht na de nederlegging van de akten van bekrachtiging door een meerderheid van alle Partijen, de akten van bekrachtiging van alle Oorspronkelijke Partijen daaronder begrepen.

Artikel 3

1.
Dit Verdrag staat voor alle staten voor ondertekening open. Iedere staat die het Verdrag niet voor de datum van inwerkingtreding overeenkomstig lid 3, van dit artikel ondertekent, kan te allen tijde tot dit Verdrag toetreden.
2.
Dit Verdrag dient te worden bekrachtigd door de ondertekende Staten. De akten van bekrachtiging en de akten van toetreding worden nedergelegd bij de regeringen van de Oorspronkelijke Partijen – de Unie van Socialistische Sovjetrepublieken, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en de Verenigde Staten van Amerika – die hierbij worden aangewezen als depotregeringen.
3.
Dit Verdrag treedt in werking na bekrachtiging door alle Oorspronkelijke Partijen en de nederlegging van hun akten van bekrachtiging.
4.
Ten aanzien van Staten wier akten van bekrachtiging of toetreding na de inwerkingtreding van dit Verdrag worden nedergelegd, treedt het Verdrag in werking op de datum van de nederlegging van hun akten van bekrachtiging of toetreding.
5.
De depotregeringen doen alle ondertekenende en de toetredende Staten onverwijld mededeling van de datum van iedere ondertekening, de datum van nederlegging van iedere akte van bekrachtiging van, en van iedere akte van toetreding tot dit Verdrag, de datum van zijn inwerkingtreding, alsmede van de datum van ontvangst van elk verzoek een conferentie te beleggen, of van elke andere kennisgeving.
6.
Dit Verdrag wordt door de depotregeringen geregistreerd ingevolge artikel 102, van het Handvest der Verenigde Naties.

Artikel 4

Dit Verdrag geldt voor onbepaalde duur.
Iedere Partij heeft, in de uitoefening van haar nationale soevereiniteit, het recht het Verdrag op te zeggen indien zij van mening is dat buitengewone gebeurtenissen die betrekking hebben op het onderwerp van dit Verdrag de hoogste belangen van het land in gevaar hebben gebracht. Zij stelt alle andere Partijen bij dit Verdrag drie maanden van te voren van deze opzegging in kennis.

Artikel 5

Dit Verdrag, waarvan de Russische en de Engelse tekst gelijkelijk authentiek zijn, wordt nedergelegd in de archieven van de depotregeringen, die daarvan voor eensluidend gewaarmerkte afschriften doen toekomen aan de Regeringen der ondertekenende en toetredende Staten.