Meer info
 

20/12/57 Oprichting Eurochemic
Verdrag van 20 december 1957 nopens de oprichting van de europese maatschappij voor de chemische bewerking van bestraalde reactorbrandstof ?Eurochemic?, en statuten

Deel 1

Artikel 1

a.
Er wordt een gemeenschappelijke onderneming opgericht die zal worden geregistreerd onder de naam “De Europese Maatschappij voor de Chemische Bewerking van Bestraalde Reactorbrandstof (Eurochemic)” (hierna te noemen de “Maatschappij”),
b.
De oprichting van de Maatschappij vindt plaats overeenkomstig de bepalingen van de aan dit Verdrag gehechte Statuten (hierna te noemen de “Statuten”), na de ondertekening van de Statuten en bij de inwerkingtreding van dit Verdrag.

Artikel 2

a.
De Maatschappij zal zijn onderworpen aan dit Verdrag, aan de Statuten en voor het overige aan de wet van de Staat waar haar hoofdkantoor is gevestigd voor zover dit Verdrag of de Statuten niet van deze wet afwijken.
b.
De Maatschappij bezit rechtspersoonlijkheid. Zij is bevoegd iedere handeling te verrichten die in verband staat met haar doelstellingen en, in het bijzonder, verbintenissen aan te gaan, roerende en onroerende goederen te verwerven en erover te beschikken, alsmede rechtsgedingen aanhangig te maken.
c.
Ten aanzien van de verwerving van onroerende goederen die nodig zijn voor het vestigen van de installaties van de Maatschappij zal het openbaar belang van een dergelijke verwerving worden erkend in overeenstemming met de nationale wetgevingen. Door de betrokken Regering zal om redenen van openbaar belang een onteigeningsprocedure kunnen worden ingesteld overeenkomstig de nationale wetgeving, met het doel dergelijke goederen te verwerven bij gebreke van een minnelijke schikking.

Artikel 3

De Regeringen die partij zijn bij dit Verdrag zullen binnen de grenzen van hun bevoegdheid al die maatregelen nemen die nodig zijn om het de Maatschappij te vergemakkelijken iedere handeling te verrichten die in verband staat met haar doelstellingen en, in het bijzonder, met bewerkte reactorbrandstof en teruggewonnen producten.

Artikel 4

a.
De bepalingen van dit Verdrag zijn niet van invloed op de rechten en verplichtingen welke voortvloeien uit het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom), ondertekend te Rome op 25 maart 1957.
b.
Contracten welke betrekking hebben op basismateriaal of splijtstof afkomstig uit of bestemd voor landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) genieten het voordeel van de uitzonderingen bedoeld in artikel 75 van genoemd Verdrag.

Artikel 5

De veiligheidscontrole, waarin is voorzien bij het Verdrag van 20 december 1957 inzake de Instelling van een Veiligheidscontrole op het gebied van de Kernenergie, is van toepassing op de werkzaamheden van de Maatschappij en op haar producten en wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van dat Verdrag en van de in artikel 16 (a) van dat Verdrag bedoelde overeenkomst.

Artikel 6

a.
De installaties en archieven van de Maatschappij zijn onschendbaar. De eigendommen en activa van de Maatschappij, alsmede de aan haar of door haar verzonden materialen, genieten immuniteit, ten aanzien van alle administratieve vormen van vordering, onteigening of verbeurdverklaring.
b.
De eigendommen en activa van de Maatschappij mogen niet in beslag worden genomen en mogen niet worden onderworpen aan maatregelen van gedwongen tenuitvoerlegging, behalve op bevel van de rechter. Doch de installaties en de materialen die nodig zijn voor de werkzaamheden van de Maatschappij mogen niet in beslag worden genomen, noch worden onderworpen aan maatregelen van gedwongen tenuitvoerlegging.
c.
De bepalingen van dit artikel verhinderen echter niet dat de bevoegde autoriteiten van de Staat waar het hoofdkantoor van de Maatschappij is gevestigd, of van de andere landen waar installaties en archieven van de Maatschappij zijn gelegen, toegang hebben tot de installaties en archieven van de Maatschappij op hun onderscheidene grondgebieden teneinde te verzekeren dat rechterlijke beslissingen alsmede voorschriften inzake de bescherming van de volksgezondheid en het voorkomen van ongelukken worden nageleefd.

Artikel 7

a.
In de Staat waar het hoofdkantoor is gevestigd is de Maatschappij vrijgesteld van alle rechten en belastingen, hetzij van fiscale, hetzij van zogenaamde fiscale aard, bij haar oprichting en wanneer op haar kapitaal wordt ingetekend of wanneer haar kapitaal wordt verhoogd, en bij de uitgifte van aandelen, alsmede van de verschillende formaliteiten die in de Staat waar het hoofdkantoor is gevestigd eventueel voor haar activiteiten zijn vereist. Zij is op dezelfde wijze vrijgesteld van alle rechten en belastingen bij haar ontbinding of liquidatie.
b.
De Maatschappij is in de Staat waar haar hoofdkantoor is gevestigd, alsmede in andere Staten waar haar installaties zijn gelegen, vrijgesteld van rechten en belastingen welke verschuldigd zijn bij het verwerven van onroerende goederen, en van inschrijvings- en registratierechten.
c.
In de Staat waar haar hoofdkantoor is gevestigd is de Maatschappij vrijgesteld van alle directe belastingen die zouden kunnen worden opgelegd ten aanzien van haar eigendommen, activa en inkomen.
d.
De Maatschappij is vrijgesteld van belastingen van uitzonderlijke of discriminerende aard welke worden geheven door de Staat waar haar hoofdkantoor is gevestigd, zoals een speciale vermogensheffing ineens of iedere andere belasting die niet verschuldigd is door andere maatschappijen wier activiteiten op hetzelfde gebied liggen.
e.
De vrijstellingen welke zijn neergelegd in dit artikel zijn niet van toepassing op enig recht of enige belasting, geheven met betrekking tot enig openbaar nutsbedrijf.

Artikel 8

a.
Alle grondstoffen, kapitaalsgoederen en wetenschappelijke en technische materialen die nodig zijn voor de installaties en voor de werkzaamheden van de Maatschappij zijn, met inachtneming van de bepalingen van artikel 9, vrijgesteld van alle douanerechten of heffingen van gelijke werking, alsmede van alle invoerbeperkingen.
b.
De op deze wijze ingevoerde producten mogen op het grondgebied van het land waarin zij werden ingevoerd, niet worden doorverkocht, behalve onder met de Regering van dat land overeengekomen voorwaarden.
c.
De invoer en uitvoer van splijtstof die bestemd is voor de Maatschappij, alsmede materialen, geproduceerd of teruggewonnen door de Maatschappij, die bestemd zijn voor de landen wier Regeringen partij zijn bij dit Verdrag en die aandeelhouders zijn of die onderdanen hebben die aandeelhouders zijn van de Maatschappij (hierna te noemen “deelnemende landen”) zijn vrijgesteld van alle douanerechten of heffingen van gelijke werking, alsmede van alle beperkingen.

Artikel 9

a.
De Maatschappij kan ter vervulling van haar doelstellingen valuta's van de landen die partij zijn bij het Verdrag van 19 september 1950 inzake oprichting ener Europese Betalings-Unie en van de andere landen die partij zijn bij dit Verdrag verwerven, in bezit hebben en gebruiken. De Regeringen die partij zijn bij dit Verdrag verlenen de Maatschappij in voorkomende gevallen iedere noodzakelijke machtiging in overeenstemming met de in de toepasselijke regelingen en overeenkomsten neergelegde procedure.
b.
De Regeringen die partij zijn bij dit Verdrag verlenen de Maatschappij, op zo ruim mogelijke schaal, iedere machtiging die nodig is om haar in staat te stellen valuta's die niet vallen onder lid (a) van dit artikel te verwerven, in bezit te hebben en te gebruiken.

Artikel 10

a.
De Maatschappij mag uit de onderdanen van de deelnemende landen ongehinderd technisch en administratief personeel, alsmede geschoolde arbeiders aantrekken.
b.
In het bijzonder zal de Staat waar het hoofdkantoor is gevestigd de bepalingen ten aanzien van immigratie en de registratie van vreemdelingen niet op een zodanige wijze toepassen dat daardoor het aantrekken of repatriëren van geschoolde arbeiders afkomstig uit de andere deelnemende landen wordt bemoeilijkt, behalve indien zulks in strijd zou zijn met het openbaar beleid, de nationale veiligheid of de openbare gezondheid.
c.
Personen in dienst van de Maatschappij
i)
hebben het recht, op het ogenblik waarop zij voor de eerste maal hun functie in het betrokken land aanvaarden, hun meubilair en eigendommen vrij van rechten vanuit het land waar zij het laatst gevestigd waren of waarvan zij onderdaan zijn in te voeren, alsmede het recht om bij het beëindigen van hun dienstbetrekking hun meubilair en eigendommen vrij van rechten weer uit te voeren, in beide gevallen met inachtneming van die voorwaarden die door de Regering van het land waarin deze rechten worden uitgeoefend noodzakelijk worden geacht;
ii)
hebben het recht, enig hun in eigendom toebehorend motorvoertuig dat dient voor hun persoonlijk gebruik en dat zij op de normale binnenlandse marktvoorwaarden hebben verkregen in het land waar zij het laatst gevestigd waren of waarvan zij onderdaan zijn, vrij van rechten in te voeren en vrij van rechten weer uit te voeren, in beide gevallen met inachtneming van die voorwaarden die door de Regering van het land waarin dat recht wordt uitgeoefend noodzakelijk worden geacht.