Meer info
 

14/09/05 Verdrag Nucleair Terrorisme
Verdrag van 14 september 2005 betreffende de bestrijding van nucleair terrorisme

Artikel 18

1.
Na radioactieve materialen of instrumenten of nucleaire installaties in beslag te hebben genomen of anderszins controle te hebben verkregen over deze materialen, instrumenten of installaties, nadat een in artikel 2 omschreven strafbaar feit werd gepleegd, moet de staat die partij is en die deze bezit:
a)
de nodige maatregelen nemen om de radioactieve materialen of instrumenten of de nucleaire installaties te neutraliseren;
b)
erop toezien dat het kernmateriaal wordt bewaard overeenkomstig de toepasselijke waarborgen van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie; en
c)
de aanbevelingen in aanmerking nemen die van toepassing zijn op de externe beveiliging, alsmede de door de Internationale Organisatie voor Atoomenergie bekendgemaakte gezondheids- en veiligheidsnormen.
2.
Zodra het onderzoek in verband met een in artikel 2 omschreven strafbaar feit is afgerond, dan wel eerder indien het internationaal recht zulks vereist, moeten de radioactieve materialen of instrumenten of de nucleaire installaties na overleg met de betrokken staten die partij zijn (in het bijzonder met betrekking tot de regeling van de teruggave en de berging) worden teruggegeven aan de staat die partij is en waaraan zij toebehoren, aan de staat die partij is en waarvan de natuurlijke persoon of rechtspersoon die eigenaar is van deze materialen, instrumenten of installaties een onderdaan of ingezetene is, of aan de staat die partij is en op het grondgebied waarvan zij zijn ontvreemd of anderszins wederrechtelijk verkregen.
3.
a)
indien het nationaal of het internationaal recht een staat die partij is, verbiedt dergelijke radioactieve materialen of instrumenten of dergelijke nucleaire installaties terug te geven of te aanvaarden, of indien de betrokken staten die partij zijn aldus erover beslissen, onder voorbehoud van dit lid, b, van dit artikel, moet de staat die partij is en die de radioactieve materialen of instrumenten of de nucleaire installaties bezit de in het eerste lid van dit artikel omschreven maatregelen blijven nemen; deze radioactieve materialen of instrumenten of nucleaire installaties mogen uitsluitend voor vreedzame doeleinden worden gebruikt.
b)
indien het voor een staat die partij is en die radioactieve materialen of instrumenten of nucleaire installaties bezit verboden is deze te bezitten, moet die staat erop toezien dat deze zo snel mogelijk worden toevertrouwd aan een staat die ze op wettelijke wijze mag bezitten en die zo nodig met betrekking tot de neutralisering ervan waarborgen heeft gegeven overeenkomstig de in het eerste lid van dit artikel bedoelde vereisten in overleg met die staat; deze radioactieve materialen of instrumenten of nucleaire installaties mogen uitsluitend voor vreedzame doeleinden worden gebruikt.
4.
Indien de radioactieve materialen of instrumenten of de nucleaire installaties omschreven in het eerste en tweede lid van dit artikel aan geen van de staten die partij zijn, toebehoren of niet toebehoren aan een onderdaan of ingezetene van een staat die partij is en niet zijn ontvreemd of anderszins wederrechtelijk verkregen op het grondgebied van een staat die partij is, of indien geen enkele staat bereid is deze materialen, instrumenten of installaties te ontvangen overeenkomstig het derde lid van dit artikel, wordt over het lot ervan in overeenstemming met het derde lid, b), van dit artikel een aparte beslissing genomen, na overleg tussen de staten en de betrokken internationale organisaties.
5.
Voor het eerste, tweede, derde en vierde lid van dit artikel kan de staat die partij is en die radioactieve materialen of instrumenten of nucleaire installaties bezit, verzoeken om bijstand en samenwerking van andere staten die partij zijn, in het bijzonder van de betrokken staten die partij zijn, en van de bevoegde internationale organisaties, in het bijzonder van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie. De staten die partij zijn en de bevoegde internationale organisaties worden aangemoedigd zo veel mogelijk bijstand te verlenen overeenkomstig dit lid.
6.
De staten die partij zijn en die beslissen over het lot van de radioactieve materialen of instrumenten of de nucleaire installaties, of die deze bewaren overeenkomstig dit artikel, stellen de directeur-generaal van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie in kennis van het lot van deze materialen, instrumenten of installaties, of van de wijze waarop zij deze bewaren. De directeur-generaal van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie zendt deze informatie toe aan de andere staten die partij zijn.
7.
In geval van verspreiding in verband met een in artikel 2 omschreven strafbaar feit worden de regels van het internationaal recht inzake aansprakelijkheid voor kernschade of de andere regels van het internationaal recht geenszins gewijzigd door een bepaling van dit artikel.