Meer info
 

11/02/09 Aanbeveling 2009/120/Euratom
Aanbeveling 2009/120/Euratom van 11 februari 2009 van de Commissie betreffende de toepassing van een systeem van boekhouding van en controle op kerntechnisch materiaal door de exploitanten van nucleaire installaties

Opstelling van de feitelijke inventaris (OFI)

3.
Elk kalenderjaar moet een feitelijke inventaris van elk MBG worden opgesteld, waarbij de periode tussen twee opeenvolgende opstellingen van de feitelijke inventaris niet langer mag zijn dan 14 maanden. De OFI-procedures moeten de procedures omvatten voor de rapportering aan de Commissie en moeten de opstelling omvatten van een lijst van geïnventariseerde items ten behoeve van de verificatie van de feitelijke inventaris (VFI). De nucleaire exploitanten moeten bij de vaststelling van de OFI-procedures rekening houden met de volgende behoeften:
a)
omschrijving van OFI-werkmethoden en -verantwoordelijkheden voor elke opslag- en proceszone;
b)
vaststelling van een betrouwbare itemlijst van alle materiaal in elke locatie van het MBG. Dergelijke procedures moeten zo zijn ontworpen dat geen materiaal over het hoofd kan worden gezien;
c)
over de uitvoering van de opstelling van de feitelijke inventaris moet een verslag worden opgesteld;
d)
als er OFI-activiteiten zijn die fysieke controles inhouden (tag-checks of metingen), moeten de procedures regels omvatten om de vereiste correcties aan de in de gegevensverwerkingssystemen opgenomen informatie te omschrijven (wanneer er discrepanties worden gedetecteerd), alsook regels om die correcties aan de gegevensverwerkingsafdeling toe te zenden;
e)
de lijst van geïnventariseerde items van het MBG die aan de inspecteurs van de Commissie wordt gepresenteerd als basis voor de VFI moet, alvorens hij wordt overhandigd, voor authentiek worden verklaard door de handtekening van een bevoegd persoon;
f)
bij een OFI-aanpak voor een opslagzone, waarbij uitsluitend wordt gesteund op overbrengingsrapporten, moet de geloofwaardigheid van de aanpak worden versterkt door het volgende:
i)
KC- en KB-bepalingen voor de opstelling van overbrengingsrapporten;
ii)
KC- en KB-maatregelen om een betrouwbare documentatie betreffende de opslagplaatsen mogelijk te maken;
iii)
routinerapportering over het feit dat deze KB- en KC-bepalingen en maatregelen zijn uitgevoerd;
iv)
waarborging van de materiaalintegriteit gedurende de aanwezigheid in de opslagzone;
v)
onafhankelijke bevestiging dat de overbrengingsrapporten volledig zijn.
4.
De lijst van geïnventariseerde items moet ten behoeve van de formele verificatie voor elk item het volgende omvatten:
a)
plaats en positie binnen de opslagzone;
b)
containertype en aard van de container (wanneer relevant);
c)
materiaaltype;
d)
massa van het kerntechnisch materiaal per item (bruto, tarra en netto);
e)
verrijkingsgraad van uraan;
f)
isotopische samenstelling van plutonium (wanneer beschikbaar).
De lijst van geïnventariseerde items moet boekingen omvatten van materiaal dat moeilijk te meten is, hetzij door zijn locatie (insluiting in procesvat) of omdat het zich in een vorm bevindt die ongeschikt is voor metingen. In dergelijke gevallen moet de exploitant een geraamd massa-interval voor elk item opgeven en moet de traceerbaarheid ervoor zorgen dat er een link is naar de gegevens die voor die raming zijn gebruikt. Bij massaramingen voor materiaal dat ontoegankelijk is of zich in procesvaten bevindt, moet de locatie van het materiaal worden vermeld. De massawaarden voor gemeten afgeschreven materiaal, accidentele verliezen en overbrengingen naar afvalzones moeten een traceerbare geschiedenis hebben.